330 GT Registry

Home    Registry    Resources    Options    Contact    Search    Privacy Policy
 

Translate to English (Google)
Translate to English (Bing)

Mas du Clos:
Tuin der Lusten

LES PUIDS — Weinigen hebben er van gehoord, maar voor Ferrari-kenners is het een
begrip: Mas du Clos. Een prachtige hofstede op het Franse platteland,
eigendom van Pierre Bardinon, hartstochtelijk lief hebber van alles dat de naam Ferrari draagt.
In zijn achtertuin houdt hij er een privémuseum en een juweel van een circuit op na.
Autovisie bezocht deze automobiele tuin der lusten.

Fotografie Ton Roks

Onze taal kent de uitdrukking ,,Leven als God in Frankrijk” voor lieden die het in dit aardse bestaan bijzonder goed getroffen hebben. Als er iemand is die deze zegswijze treffend gestalte geeft, dan is het Pierre Bardinon.
De 66-jarige Fransman beschikt op de eerste plaats over een niet onaardig landhuis, op de tweede plaats over een onvoorstelbaar kostbare collectie van 29 Ferrari’s — bijna allemaal competitieauto's — en over een pracht van een circuit waar hij zijn verzamelstukken de sporen kan geven.
Het mooie Frankrijk is overigens twee van deze fortuinlijke figuren rijk. Het bekendste is Jack Setton, topman van Pioneer Frankrijk. Ook hij is dol op Ferrari’s, heeft een eigen circuit, en doet zijn woon-werkverkeer per helikopter. De meeste Nederlanders kennen hem doordat hij niet lang geleden hoofdpersoon was in een televisieprogramma. Setton staat in Franse kringen van liefhebbers bekend als de commerciële jongen. Als hij hand weet te leggen op een mooie Ferrari en vervolgens een goed bod krijgt, gaat de auto de deur weer uit. Zo zegt men. Pierre Bardinon echter heeft de naam de echte liefhebber te zijn, een hartstochtelijk liefhebber zelfs. De 29 Ferrari’s in zijn museum zijn stuk voor stuk bijzondere exemplaren met een unieke geschiedenis. Pierre zal ze nooit verkopen, alleen een mogelijke ruil met een nog zeldzamer type zou hem in gewetensnood kunnen brengen. Hij bewonderde de oude Enzo niet, neen, hij adoreerde hem. Bardinon had dan ook de dag van zijn leven toen Ferrari enkele jaren geleden in hoogst eigen persoon naar Mas du Clos kwam. De grote Italiaan keek zijn ogen uit: vanwege het circuit en vanwege de auto’s.
Maar ook omdat hij geen zelfingenomen verzamelaar annex investeerder aantrof, maar een volbloed liefhebber, die ondanks zijn grijze haren tegen hem opkeek als een school- jongen tegen zijn jeugdheld. Wat Enzo bij zijn vertrek tegen Pierre Bardinon zei, was het mooiste dat hij tegen hem kon zeggen: ,,Monsieur Bardinon, jammer dat ik hiel niet eerder ben geweest. Hier, in Mas du Clos, staan al de auto’s waarvan ik spijt heb dat ik ze niet zelf heb gehouden.”
Pierre Bardinon is geen groot liefhebber van bezoek, hoewel hij een enkele keer kleine groepjes geestverwanten toestaat zich in de droge koelte van zijn volledig vensterloze museum te begeven.
Sinds vier jaar staat hij de Club Ferrari France toe een jaarlijkse bijeenkomst op zijn grond te houden. En buiten de école de pilotage van Pierre Petit, een rensportschool voor de formule 3 (die echter ook over een oude formule 1 wagen beschikt), komt niemand op de baan van Bardinon. Hij schuwt publieke aandacht. Als zich dus zo’n zeldzame gelegenheid voordoet een voet binnen de hekken van Mas du Clos te zetten, dient men die kans niet onbenut te laten. Die mogelijkheid deed zich voor toen de Club Ferrari France aankondigde het 20-jarig bestaan op Mas du Clos te gaan vieren. We meldden ons aan samen met twee Nederlandse enthousiasten, die zich allebei met veel verve van een Dino 308 GT4 weten te bedienen, en enkele weken later waren we waar we zijn wilden: bij Bardinon thuis. Op precies het juiste moment: dat weekend werd niet alleen de grootste Ferrari-bijeenkomst ooit op Mas du Clos gehouden, maar ook de eerste reünie sinds het overlijden van de oude Enzo. Dat laatste was overigens op geen enkele wijze onderwerp van gesprek. Van rouw was — op een enkel aan een Mondial vastgeknoopt zwart lintje na — niets te merken. En eigenlijk is dat niet zo merkwaardig ook: de meeste Ferrari-adepten bewonderen wat ze van nabij kennen. En dat is niet de man, maar de auto.

Les Puids
Je moet op Mas du Clos geweest zijn om te geloven dat het echt bestaat. Als je er twee dagen vertoeft, te midden van enkele honderden fortuinlij ken die zich een of meer Ferrari’s puur als speeltjes kunnen veroorloven, heeft een zonderlinge ommekeer plaats. Je verliest volkomen uit het oog dat er ook nog een andere wereld bestaat, een wereld met La- da’s op LPG, kostuums van de Wibra en boodschappen bij de Witte Prijzenhal.
Het landgoed maakt deel uit van het gehucht Les Puids. Of maakt Les Puids deel uit van Mas du Clos? In elk geval domineert het landgoed van Bardinon het plaatsje qua oppervlakte, zonder vanaf de enige doorgaande weg zichtbaar te zijn. Aanbidders van het caval11170 rampante die Bardinon's eigendom willen zien, dienen geen illusies te koesteren over een eventueel bezoek aan het circuit en het museum. Wel is het mogelijk de gebouwen en het circuit vanachter een hekwerk te zien liggen, wat op zich een omweg waard is. Les Puids ligt een kilometer of 15 van Aubusson, aan de N141 naar Clermont-Ferrand. In Les Puids bevinden zich — gezien vanuit de richting Aubusson — twee zijwegen naar links: de eerste leidt na de oversteek van enkele boerenerven naar de afgesloten pitstraat van Bardinon's renbaan, de tweede gaat naar de entree en garage. Vanaf beide wegen heeft men een goed overzicht over het geheel. Les Puids ligt — via La Châtre, Boussac en Gouzon — op 375 kilometer van Parijs. De naam van Bardinon's eigendom heeft geen bijzondere betekenis:
mas betekent doodgewoon hoeve en clos veld of landerij.

Juweel van een renbaan
Bardinon's landhuis, met klimop omgroeid, is vrij bescheiden van afmeting, de bijgebouwen zijn veel groter. Een daarvan is zijn museum, het andere blijkt bij nadere beschouwing een restaurant dat Bardinon liet bouwen voor die enkele keren dat grote groepen mensen zijn gast zijn. Vanaf de tafel kijkt men uit op een tikje ruime haarspeldbocht, een soort mini-Tarzan, die precies onder het raam ligt. Stel je voor: vanuit je eetkamer op je eigen circuit uitkijken.
Het circuit is een juweel. Kleine bosjes en open velden vullen de binnenterreinen, afgewisseld met kleine meertjes en rustieke gebouwtjes. Als de avond valt nemen de zwaluwen bezit van de baan. In prachtige duik- vluchten scheren ze over het asfalt, op jacht naar insekten.
De baan is 3,075 kilometer lang, compleet met pitboxen en tijdwaarnemerstoren. Het biljartlakengladde asfaltlint kronkelt zich sierlijk over de heuvels en velden van het landgoed. Grote grasstroken omringen de baan en met de veiligheid is het er alleszins in orde. Vlak achter het restaurant en het zwembad van Pierre Bardinon is een heel bochtig stukje, waar het tamelijk moeilijk is een ideale lijn te vinden. Daarna duikt de baan via twee ruime bochten, een naar rechts en een naar links, de diepte in, Tijdens de afdaling is het aansnij-punt van de volgende bocht net niet zichtbaar en wie zijn auto niet goed weet te plaatsen, kan beneden aardig in moeilijkheden komen. Daarna vol gas het rechte stuk op, de pitstraat langs, omhoog rond een grote steenmassa. Deze lange bocht knijpt, maar het talud ligt zodanig dat de coureur een handje geholpen wordt in zijn strijd op de goede lijn te blijven. Daarna denderen de wagens bergafwaarts over een recht stuk, zowat door de voortuin van een boerderijtje, gaan een prachtig lange s-bocht in en komen via twee haarspelden, een snelle ruime en een krappe langzame, bij het restaurant terug.
Bardinon beschikt over een eigen werkplaats waar zijn auto’s onderhouden worden en een viertal servicewagens — een Suzuki Sarnurai, een gedeeltelijk ontmantelde Citroën DS met blusgerei, een eveneens als brandweerwagen uitgeruste Citroën Méhari en een takelwagen. ,,Groenen” en klagende omwonenden kent Bardinon niet. Als de boeren in de omgeving de brul van een woedende V12 horen, leggen ze hun nek neer en springen op de tractor om te kijken wat die Pierre nu weer voor moois uit zijn stal heeft gehaald.

Masseuses
Het was een weekend van hoog gehalte. Er stonden niet minder dan 140 Ferrari’s op de lijst van inschrijvers, inclusief een F40. Met Belgisch kenteken en de Belgische coureur Jean Blaton aan het stuurwiel, Deze heer was echt een weekeindje uit: een ploeg monteurs in een vrachtwagen met banden en onderdelen vergezelde hem. Testarossa’s, 308’s en 328’s waren er bij bosjes. Wie met een 308 of 328 denkt indruk te gaan maken op een dergelijke bijeenkomst, wacht hetzelfde Lot als de vertegenwoordiger die zich met zijn Volvo 340 in het nachtleven stort: hij heeft geen succes.
Op vrijdagavond druppelde iedereen binnen, van heinde en verre, zelfs uit Zweden. Verzamelplaats was het nieuwe hotel annex gezondheidscomplex Les Dryades in Pouligny-Notre-Dame, een uitspanning omgeven door zwembaden, golfbanen en in de benedenverdiepingen voorzien van een keur aan sauna’s, jacuzzibaden, solaria en een klein legertje masseuses die met vaardige vingers de vermoeidheid uit uitgebluste directeurslijven weten te kneden. Voor zaterdag en zondag was het programma eenvoudig: tours libres op Mas du Clos. In diverse klassen: competitiewagens met de motor voorin, competitiewagens met de motor achterin, coupés en berlinettas met de motor voorin, dan de zogenaamde 2+ 2’s, over drie groepen verdeeld de Dinos, de 308’s, de 328’s en tot slot de 512’s BB en de Testarossa’s. De kenners wisten meteen dat het niet bij tours libres (vrij rijden) zou blijven. Hoe dan ook: enkele races moesten er bij zijn. En dat bleek inderdaad zo te zijn: een van de Nederlanders merkte tot zijn verbazing dat de tweede start plotsklaps de status heuse race bleek te hebben gekregen. Hij weerde zich kranig en kon een beker voor de tweede plaats mee naar huis nemen.
Hotel Les Dryades ligt een kilometer of 80 van Mas du Clos, wat onhandig leek maar een prettige bijkomstigheid was. Ook voor de pompbedienden in de omtrek: die haalden in dat ene weekend een maandomzet. De kaart leerde ons dat er keus was uit een aantal routes naar Bardinon's tuin der lusten, stuk voor stuk uitmuntend door prachtige opeenvolgingen van bochten en stuk voor stuk een fraai landschap doorklievend. Uitstekende stroken asfalt om gedurende de ochtend de spieren wat los te maken en de banden op te warmen, en eveneens uitstekend om bij de avondlijke terugkeer de juist aangeslepen vaardigheden nog wat verder te scherpen. Met andere voorden: de heren Ferraristi brandden in behoorlijk tempo op en neer. De gendarmes keken steeds toevallig de andere kant op, uit dankbaarheid voor de champagne waarmee ze zich op Bardinon's buiten hadden mogen volgieten. Wat opviel — ook op het circuit — was het hoge peil van de rijders. De meesten gaven er blijk van race-ervaring te hebben en degenen die dat niet hadden, toonden dat ze wisten wanneer ze zich dienden te matigen. Een keer ging het fout, op de terug\terugweg naar het hotel, toen een druilerige motregen de wegen gemeen glad maakte. Een Zwitser in een witte Testarossa raakte in een slip en belandde in een slootje, echter gelukkig met alleen wat bodem- en achterschade, De man nam de zaak nogal luchtig op, waarop wij omstanders besloten dat ook maar te doen. De Zwitser, nog in raceoverall gehuld, beweerde bij hoog en bij laag dat er olie op de weg had gelegen, waarop iedereen ja knikte zonder er een woord van te geloven. Maar een nadere inspectie leerde dat het nog waar was ook: als gevolg van een veel heftiger slippartij, waarvan een afgeknakte telefoonpaal aan de. andere kant van de weg nog triest getuige was, lag er inderdaad een blauwe vlek smeermiddel op het asfalt.
Het verwachte vuurwerk van Jean Blaton in zijn F40 bleef uit: de man deed het uiterst kalm aan. En gelijk had hij: er waren te veel anderen die wilden proberen of ze een F40 konden bijhouden en de ervaren piloot weet welke carambolages dergelijke verbeten achtervolgingen met zich meebrengen. Blaton maakte het gemis aan spektakel meer dan goed met zijn IMSA-racer, de 308 GTM, een verdraaid snelle en adembenemende janker.

Een rijk leven
Natuurlijk stonden er uitgebreide diners op het programma, waarvoor de Ferrari-rode overalls uitgingen en vervangen werden door wandelkostuums, maar met Ferrari-dasspeld, Ferrari-horloge of nonchalant in het vestzakje gestoken pen met geel embleempje en steigerend paardje. Leuk detail: het hoofdmaal telde net zo veel gangen als Bardinon's circuit bochten. De Franse liefhebbers bleken goed gezelschap: het gehalte poseurs en parvenu’s was aangenaam laag. Amusant is het altijd kennis te nemen van de beperkingen in een rijk leven. We deelden eenmaal een tafel met een Belgisch paar uit Ninove. Toen ze elkaar voor het eerst ontmoetten bleken ze allebei over een 308 GTS en een 512 BB te beschikken. Het klikte dan ook meteen en nu waren ze gehuwd. Rijden deden ze niet veel met die auto’s, daarvoor hadden ze ieder een Thema Ferrari. De verzameling groeit nog steeds en onlangs was de vaste monteur komen klagen, zo vertelden ze, omdat hij geen tijd meer kon vinden al die Ferrari’s geregeld uit te laten. Die ritjes op en neer naar de kust kostten te veel tijd. Daarom had het paar nu ook maar een vriend ingeschakeld. De echtgenote:
,,Laatst reed ik door Brussel in mijn Lancia. Kwam ik een 512 BB tegen. Ik dacht: ha, eindelijk zie ik weer eens een Ferrari. Maar ik kende dat nummerbord. Bleek het mijn eigen auto te zijn. Onze vriend was een stukje aan het rijden!”

Grot van Aladin
Bijna als een schaduw bewoog Pierre Bardinon zich tussen zijn gasten door, aandacht vermijdend, af en toe een oude vriend kort aan de schouder drukkend, informerend hoe het ging en weer snel vertrekkend. 1-Jij heeft niets van de puissant rijke, zelfbewuste grootgrondbezitter: het is een kleine, grijze man, met een schuw glimlachje. De vraag naar de herkomst van zijn rijkdom, of zijn professie, blijft op je lippen steken als je ziet hoe hij alleen al van verlegenheid verschiet als je hem aanspreekt. Wat doet het er ook toe? Misschien is hij nooit rijk geworden, maar het altijd geweest.
Tot slot van de bijeenkomst was een kleine groep gasten een blik in Pierre Bardinon's schatkamer vergund; camera’s inleveren s.v.p. Deze grote stenen schuur, met muren dik als van een burcht, is een ware grot van Aladin. Alleen de atmosfeer al. Als je het kleine toegangsdeurtje doorgaat, komt je een koele maar droge lucht tegemoet. Je gaat nog een opening door en dan ben je in de eerste hal. Het is vrij donker. De muren zijn met brede bruine, zwarte en witte banen beschilderd. De vloer is geplaveid met geelgeglazuurde tegels, in sommige is in heel licht grijs het zwarte steigerende paard aangebracht. De auto’s, stuk voor stuk in rijklare conditie, staan ruim opgesteld. Zonder veel moeite kunnen ze naar buiten gereden worden, door een van de grote openslaande schuurdeuren. En dat gebeurt dan ook geregeld: een tot vier keer per jaar wordt elke auto op de renbaan uitgelaten. De collectie is prachtig: er staat niet zo maar één 250 GTO, maar er staan er twee: een normale en een bread van, de in ‘64 voor Le Mans gebouwde ,,stationcar”-uitvoering. Elders in het gebouw is een zithoek ingericht: de stoeltjes komen rechtstreeks uit Ferrari-racers. In een speciaal vertrek staan de modellen: honderden, zelfs de servicewagens die Ferrari door de jaren heen gebruikte, zijn op schaal aanwezig. In een andere hoek staan motoren, uitzonderlijke prototypen zoals de 312 met vier kleppen per cilinder, bedoeld voor de formule 1. Ook zien we een niet zo snel thuis te brengen V6 met grote blokhoek (± 120 graden) en twee bougies per cilinder. Elders hangen twee grote foto’s: een van Pierre en zijn vrouw Yanne, samen met de man die decennia lang de spil in hun leven is: Enzo Ferrari. De andere toont Enzo in de voor hem zo karakteristieke pose: het hoofd schuin en iets opgericht, met donkere zonnebril op. In de glazen weerspiegelt een pit- straat, de typische bebouwing van een circuit. Als de zondag zijn einde nadert en de heren Ferraristi huiswaarts keren, vermoeid maar verzadigd door het urenlange stoeien in Bardinon's lusthof, hun monteurs de wagens vastsjorren en de slicks inladen, dient zich een onvermijdelijke vergelijking op. Het verschil tussen mannen en jongens, dar zit hem alleen in het formaat van hun speelgoed.

Ton Roks


Voor elke deelnemer was er een rallyschild. De
tekst spreekt voor zichzelf. De auto’s waren rood en nog eens rood, en die enkele gele Testarossa of 328 was een welkome afwisseling. Zelfs de
helikopter — aangevoerd voor noodgevallen — was Ferrari-rood (links-midden). Het circuit van Pierre Bardinon beschikt over een eigen pitstraat met tijdwaarnemerstoren (rechts-midden).
Bardinon's tuin mag groot zijn, zijn met klimop begroeide huis (rechts-onder) is van tamelijk bescheiden afmetingen. Bardinon zelf (ondermidden) is een beminnelijke, wat verlegen man. De Franse enthousiasten schuwden niet hun kostbare bezit flink de sporen te geven (links- onder).

Op een met een zwart lintje getooide Mondial na was er geen enkel teken van rouw te zien (linksboven). In Bardinon's restaurant (links-midden) — dat hij speciaal heeft laten bouwen omdat hij in
zijn huis geen grote groepen kan ontvangen — werd een diner geserveerd dat evenveel gangen kende als het circuit bochten. 0e eigenaar van een Daytona (gelukkig nog niet ten prooi gevallen aan meedogenloze cabriolet-bouwers) toont dat hij al vele evenementen heeft bezocht (rechts- boven). Een keer ging het fout op weg naar het hotel. Een witte Testarossa belandde in een slootje (rechts-boven). Bardinon's circuit is prachtig gelegen te midden van heuvels, bossages en landerijen (rechts-midden). De laatste Ferrari wordt afgevlagd (links-onder).


Racen op Bardinon's privé-baan. Op de voorgrond een Daytona van de Franse Ferrari-importeur Pozzi, gevolgd door een 308 GTM, een GTO en een 512.


Op het programma stond een race voor Alfa s uit de tijd dat Enzo Ferrari de race-zaken van Alfa Romeo regelde. Tot de speciale gasten behoorde Bonini. ooit monteur van Caracciola. In diens Tipo B P3 uit 1933 toonde Bonini de kunst van het rijden zeer goed te beheersen.


Een van de haarspelden gaat pal onder de ramen van het restaurant door.

De Bardinon collectie

Ferrari 166 Corsa
Ferrari 250 MM
Ferrari 375 MM
Ferrari 375 Plus
Ferrari 410 S
Ferrari 410 S
Ferrari 290 MM
Ferrari 335 S
Ferrari 250 TR
Ferrari Dino 246S
Ferrari 250 GT
Ferrari 330 TRI
Ferrari 268 SP
Ferrari 250 GTO
Ferrari 330 LMB
Ferrari 275 SP
Ferrari 250 GTO
Ferrari 330 P
Ferrari 250 LM
Ferrari 500 Supertast
Ferrari 330 GTC
Ferrari 412 P
Ferrari 330 P4
Ferrari 312 P
Ferrari 312 F1
Ferrari 312 M
Ferrari 312 B
Ferrari 312 B2
Ferrari 312 P
1950
1953
1953
1954
1955
1955
1956
1957
1958
1960
1961
1962
1962
1962
1963
1963
1964
1964
1965
1964
1966
1966
1967
1969
1969
1970
1970
1971
1972
Persoonlijke auto van Franco Cortese. de eerste coureur die Ferrari een zege bezorgde.
Slechts 17 stuks van gebouwd.
Een van de zes wedstrijd-berlinetta ‘s op basis van de 250 MM.
Winnaar Le Mans (Trintignant-Gonzales).
Speciaal gebouwd voor de Panamericana.
Met speciaal koetswerk (Scagtietti) voor Michel Paul Cavalier, persoonlijke vriend van Enzo Ferrari.
Met Fangio 4e in diens laatste Mille Miglia.
Eerste auto die op Le Mans sneller dan 200 km/h gemiddeld reed (Hawthorn).
Een van de 18 befaamde Testa Rossa ‘s.
Een van de vier Dino ‘s Sport.
Kort chassis, aluminium koetswerk.
Enig exemplaar speciaal voor Le Mans.
Een van de eerste zes Ferrari’s V8.
De beroemdste en duurste.
Slechts 3 stuks gebouwd, speciaal voor Le Mans.
0e eerste met V12 middenmotor.
De bekende GTO breadvan.
Evolutieversie van de 275F.
Sinds 65 van Bardinon zelf, door hem in diverse races ingezet.
Eerste eigenaar was prins S. Aga Khan.
Korte Super tast, door Pininfarina gebouwd voor Roland Peugeot.
Ook bekend als 330 P314.
Een van de twee 330’s P4 die speciaal voor de CanAm is omgebouwd.
Laatste prototype met V12 middenmotor.
Laatste formule 1 Ferrari met V12.
Slechts 25 stuks gebouwd voor de categorie Sport.
Winnaar drie Grands Prix in 1970 (Jacky lckx).
F1 wagen van Jacky lckx in 1972.
Laatste rensport wagen.

AUTOVISIE 21/’88