330 GT Registry

Home    Registry    Resources    Options    Contact    Search    Privacy Policy
 

Translate to English (Google)
Translate to English (Bing)

RESTAURATIE VAN EEN FERRARI 330 GT 2 + 2
EEN DROOM WERD WAARHEID

Een Ferrari is rood, zeldzaam, ontzettend duur en dus onbetaalbaar voor de gewone autoliefhebber. Om er één te kunnen kopen moet je minstens een miljoen mee brengen, en op de meeste veilingen is dat nog niet eens genoeg... Dat is de mening van nog al wat autoliefhebbers, gebaseerd op onder andere de bedragen die worden geboden tijdens de diverse veilingen over de gehele wereld. Toch klopt dat beeld niet helemaal, want het blijkt gelukkig nog steeds mogelijk dat ook een echte liefhebber die toevallig geen miljonair is de auto van zijn dromen kan kopen. Wat wordt bewezen door Franco Pastorelli, de gelukkige eigenaar van de Ferrari 330 GT 2+2.

Toegegeven, je moet wat geluk hebben om tegenwoordig nog in het bezit te kunnen komen van een Ferrari zonder dat je daarvoor je hele hebben en houwen op moet offeren of links en rechts leningen moet afsluiten. Bovendien is het meegenomen als je goed kan sleutelen, want het zal duidelijk zijn dat als er een Ferrari relatief goedkoop wordt aangeboden deze wel wat zorg nodig heeft. Ook zal het duidelijk dat je ‘voor weinig’ geen uitgesproken zeldzaam type kan kopen, dus geen 166, 212 of 250 GTO. Maar laten we niet vergeten dat Ferrari naast deze raspaarden ook nog ‘gewone’ volbloeds heeft gebouwdtenslotte moest er af en toe ook geld worden verdiend- die technisch gezien echter weinig onderdoen voor de spectaculaire bolides en in veel gevallen ook zijn voorzien van het Ferrari kenmerk: een schitterende V 12. Auto’s als de 250 GTE of de 330, het onderwerp dat van dit artikel.


Voor de huidige eigenaar de 330 GT 2+2 in handen kreeg leidde deze oorspronkelijk Nederlandse auto de laatste jaren een wat kommervol bestaan. In 1966 kwam de auto op de weg. Aanvankelijk werd er veel mee gereden, getuige de kilometerstand van meer dan een ton, maar een jaar of veertien geleden belandde de auto in een kas, wellicht om te wachten op betere tijden. Een deel van dat ‘opslaan’ werd goed gedaan, de auto stond keurig op blokken, maar de rest was minder goed verzorgd. De kas was vrij warm en vooral nat, zaken die zoals wellicht bekend is niet bevorderlijk zijn voor het goed in stand houden van plaatwerk. Een paar jaar geleden bedacht de toenmalige eigenaar dat het misschien toch wel leuk zou zijn de 330 ‘een beetje op te knappen’ en weer bedrijfsklaar te maken. Er werd eens geïnformeerd wat het zou gaan kosten om de auto weer in rijklare staat te brengen, en toen bleek dat de tijd zijn sporen tastbaar had nagelaten. Om de klus door derden te laten uitvoeren zou een heel forse investering nodig te zijn, te fors voor de eigenaar. Waarna Franco Pastorelli de kans kreeg de auto -of wat daar van over was- te kopen, voor een prijs passend bij de staat waarin hij verkeerde. Een unieke kans natuurlijk voor iemand die vanaf zijn jeugd al in de ban was van het Italiaanse merk en voor wie de staat waarin de auto verkeerde niet zo heel erg telde omdat hij weet hoe je aan bijzondere auto’s moet sleutelen.
In 1988 werd de koop gesloten waarna in de loop van het volgende jaar de auto compleet gerestaureerd werd. Franco zelf nam daarbij het technische gedeelte voor zijn rekening, het plaatwerk werd uitbesteed. Beide waren overigens even slecht, opvallend genoeg verkeerde het binnenwerk daarbij nog in de beste conditie. Hier werkte de natte omgeving positief op het grotendeels leren interieur, een grondige schoonmaakbeurt was voldoende om het weer in nieuwstaat te brengen.

Andere pagina: de 330 GT is inderdaad een pure GT. Het Springende Paard misstaat hem dan ook geenszins.
Onder de schitterend gerestaureerde automobiel, rechts de staat waarin Pastorelli hem kocht.

HELEMAAL LOS
Bijna een jaar lang werden alle vrije uurtjes in de 330 GT gestopt, waarbij letterlijk alles een beurt kreeg. De twaalfcilinder werd zeer nauwkeurig weer opgebouwd -zoals alle blokken die Franco onder handen krijgt- en de versnellingsbak ging, evenals de wielophanging en de remmen, volledig uit elkaar. Ondertussen werd de carrosserie gelast en gespoten, waarbij het de plaatwerker niet echt gemakkelijk werd gemaakt. Pastorelli hanteert voor zichzelf namelijk een erg hoog kwaliteitsniveau, en verwacht dat ook van anderen. En dat wil wel eens botsen. Plaatwerkers en spuiters, ook de heel goeden, schijnen bijvoorbeeld één overeenkomstig zwak punt te kennen. De finishing touch wil nog wel eens ontbreken. De carrosserie wordt schitterend strak gemaakt, aan gronden, plamuren en spuiten wordt alle aandacht gegeven maar het netjes afmonteren van chroomstrips, emblemen en accessoires schiet er dan plotseling bij in, waarmee het effect van het plaatwerken en spuiten voor een groot gedeelte weer wordt teniet gedaan. En ben je als eigenaar dan een Pietje Precies dan wil dat wel eens voor een licht verstoorde verhouding zorgen...

Deze zomer werd het werk aan de 330 voltooid, en het is een werkelijk schitterende auto geworden. Technisch en optisch in uitstekende staat maar gelukkig niet over gerestaureerd, deze Ferrari is er niet alleen om te showen maar vooral ook om mee te rijden. De auto is in zijn originele kleur gespoten. Gelukkig is dat nu eens geen rood, dat zijn al veel te veel Ferrari’s en andere Italiaanse bolides, maar een fraai diep blauw dat de coupé bijzonder goed staat. Een van de vele decente kleuren waarin de 330 leverbaar was, naast donker- groen (ook mooi), zwart, zilver (niet zo geslaagd) of heel donker rood. Uiteraard was ook een soort Rosso Corsa leverbaar, maar dat staat deze auto wat minder goed omdat het de zaak wat vervlakt, terwijl donkere kleuren juist zorgen voor een heel levendig geheel, waarbij de auto bij iedere lichtval weer een ander uiterlijk krijgt. En dat de auto er niet alleen oppervlakkig mooi uitziet maar echt aan alle kanten wordt wel bewezen door een opmerking van Franco. ‘Het is jammer dat jullie de onderkant niet kunnen zien. Die is misschien nog wel mooier dan de bovenkant...’ Wat mede een bewijs mag zijn voor het feit dat alle tijd die een jaar lang in de Ferrari is gestoken niet voor niets is geweest. De auto is de trots van de familie, en zal dat waarschijnlijk nog heel lang blijven ook. Hem verkopen tegen een forse prijs zal geen enkel probleem zijn, maar dat gebeurt niet. ‘Nu heb ik eindelijk een droom waar kunnen maken, en wat moet je nu met het geld dat hij op brengt. Dan moet je maar weer zien dat je ergens een andere kunt kopen. en als je er al een vindt zal die nooit zo goed zijn als deze...’
De 330 GT 2+2 mag dan misschien niet zo’n exclusief exemplaar uit de Ferrari stal zijn, onderhuids is het wel heel degelijk een ras- paard, waarbij het blok rechtstreeks afstamt van de race-blokken uit die tijd. Dat betekent dus een V-12 met een blokhoek van zestig graden en per cilinderbank één bovenliggende nokkenas. In de 330 variant bedragen boring en slag respectievelijk 77 en 71 mm; per cilinder resulteert dat in ruim 330 cc (inderdaad, vandaar de type-aanduiding) oftewel een totale inhoud van 3967 cc. De compressieverhouding bedraagt 1: 8,8, de carburatie wordt verzorgd door 3 dubbele Webers. Dat alles levert een vermogen van zo’n 300 pk bij 6600 tpm op, ruim voldoende om de vrij zware wagen (1500 kg) een topsnelheid van dik 240 km/h en een acceleratietijd van 0 tot 100 in minder dan 7 seconden te geven.
Uiteraard is de V 12 vloeistofgekoeld, het smeersysteem is van het wet sump type waarbij de olie dus in een grote carterpan wordt vervoerd.
De transmissie bestaat uit een enkelvoudige droge plaatkoppeling en, zoals gemeld, een vijfversnellings bak. Het onderstel is, een beetje gebruikelijk voor een Ferrari, technisch wat minder goed verzorgd dan de motor. Vóór vinden we nog wel onafhankelijke wielophanging, met twee ongelijke A-armen en Koni-veer/demper elementen, achter daarentegen zit een vrij eenvoudige maar wel goed gelokaliseerde starre as met half-elliptische bladveren, schroefveren en Koni dempers. Dunlop- schijven rondom moeten de zaak tot stilstand brengen. De hier gemonteerde Borrani spaakvelgen (6,5 x 15, geschoeid met 215 x 15 banden) waren een optional.

COW


Het blok ging tot de laatste schroef Uit elkaar, wat bijgaand stilleven opleverde.

Het blok in oude (boven) en gerestaureerde staat.  Een wereld van verschil!

 

330 GT 2+2

De 330 GT 2+2 is, we zeiden het al in het intro, een van de meer gewone Ferrari’s, als je het woord gewoon tenminste kan gebruiken in combinatie met het gereputeerde merk. Geen auto die bedoeld was om er nu eens een 24-Uurs race mee te winnen maar een comfortabele reisauto met een sportieve inslag. Een pur sang GT dus, maar dan wel voorzien van heel echte Ferrari techniek. Voor Ferrari begrippen is de 330 GT 2+2 een heuse grote serie auto. Tussen 1964 en 1967 werden er bijna 1100 van verkocht. Een verrassend groot aantal omdat de auto weliswaar fraai en geraffineerd gelijnd is maar er ook wat gewoontjes uitziet. Maar misschien is dat wel de kracht van deze bijna vierpersoons coupé: onopvallend en wat sober maar daardoor weer heel mooi.
De totale productie omvat drie varianten: de eerste serie, herkenbaar aan dubbele koplampen, de tweede serie herkenbaar aan enkele koplampen en een -veel kleinere- tussenserie.
Technisch verschil tussen de eerste en de tweede serie wordt vooral gevormd door de transmissie. De vroege 330-GT 2+2 is nog voorzien van een vierbak (met overdrive), terwijl de latere modellen de eerste serie-Ferrari’s met een echte vijfbak zijn. De tussenserie, waar het hier voorgestelde chassisnummer 7047 toe behoort, heeft kenmerken van beide series, heeft dus zowel dubbele koplampen als een vijf versnellingsbak en bovendien betere remmen en zelfs elektrisch bediende ramen. Overigens werden van deze tassenserie slechts ruim honderd exemplaren gebouwd, wat de 330 GT 2+2 ‘dubbele koplampen en vijfbak’ dus toch een exclusief tintje geeft.

 


Franco Pastorelli bezig met het zorgvuldig afstellen van de twaalfpitter. Onder een deel van de restauratie aan het plaatwerk, goed is bovendien de vrij simpele achterwielophanging te zien.


FRANCO PASTORELLI

Eigenaar van de schitterende Ferrari 330 GT 2+2 is de 37-jarige Franco Pastorelli. Inderdaad, een rasechte Italiaan, en dus voorzien van een gezonde dosis autogekte. Als kind was al was hij geïnteresseerd in alles wat met vier wielen te maken heeft, en op zijn twaalfde sleutelde hij -na schooltijd- al volop mee in de plaatselijke garage. In 1972 kwam hij naar Nederland waar hij ging werken bij een Alfa en Ferrari dealer. In 1982 begon hij met het eenmansbedrijf dat hij nu nog heeft. Een werkplaats gespecialiseerd in leuke en, dus, vooral Italiaanse merken. En dan toegespitst op de techniek, dus het sleutelen aan, afstellen, repareren of reviseren van Alfa-, Maserati-, Lamborghini- of Ferrari-motoren en transmissies. Een specialisatie waar behoefte aan is, het sleutelen aan (Italiaanse) volboeds is tenslotte niet voor iedereen weg gelegd. De kleine maar keurig nette werkplaats is te vinden in de Malakkastraat 125 A in Den-Haag.

© COPYRIGHT 1990 Wegener Tijdschriften Groep